Succesvolle vruchtbaarheid draait om timing; verbeter uw beslissingen via DeLaval VMS™ V310 met RePro™
Vruchtbaarheidsmanagement
De genetische vooruitgang was tijdens de afgelopen decennia gericht op de melkproductie, waardoor de koeien meer gaan produceren en de tochtigheid gedurende een kortere tijd minder goed laten zien (Afbeelding 1). Zelf de tocht waarnemen, neemt erg veel tijd in beslag en vaak worden veel tochtigheden niet waargenomen. Daarnaast komt bij moderne melkkoeien steeds vaker een stille tocht voor.
Afbeelding 1: Hoogproductieve koeien tonen een korte en weinig actieve tocht (Lopez et al., 2004)
Een studie (Dobson et al., 2008) vermeldt dat over de afgelopen 30-50 jaar het percentage dat staande tocht vertoont is afgenomen van 80% naar 50% en de tijdsduur van 15 uur naar 5 uur. Het drachtigheidspercentage van de eerste inseminatie daalde van 70% naar 40%. Dit leidt tot economische verliezen vanwege de langere tussenkalftijd en de extra inseminatiekosten. Wereldwijd onderzoek geeft een verlies aan van € 2 tot € 5 per extra open dag na de geplande wachtperiode. De tochtigheidswaarneming en het drachtig krijgen van de koeien is op het moderne melkveebedrijf een zware taak geworden.
Progesteron als een biomarker voor de werking van de voortplantingsorganen
Bij de vruchtbaarheid spelen direct en indirect veel hormonen een rol. De hormonen die direct een rol spelen zijn het gonadotropin releasing hormoon (GnRH) dat afgegeven wordt door de hypothalamus, het follikel stimulerend hormoon (FSH) en het luteïniserend hormoon (LH) afgegeven door de hypofyse, oestrogeen afgegeven door de follikels, progesteron afgegeven door het gele lichaam en prostaglandines (PGF2a) afgegeven door het baarmoederslijmvlies in de baarmoeder. Al deze hormonen hebben een verschillende rol en invloed op andere hormonen tijdens de vruchtbaarheidscyclus van de koe.
Afbeelding 2: Verloop hormoonproductie tijdens de oestrus-cyclus.
Hiervan is progesteron uitgekozen om geanalyseerd te worden door de VMS V310 met Repro module, omdat dit hormoon gedurende de hele lactatie de meeste informatie kan leveren over de vruchtbaarheidsstatus van de koe.
Na het afkalven heeft de koe geen activiteit op de eierstokken (anoestrus) en zal geen progesteron produceren. Na een aantal weken zal de koe de eierstokken activeren en gaan ovuleren. Na de ovulatie zal het gele lichaam in de eileider worden gevormd en progesteron gaan produceren. De progesteronproductie zal afnemen wanneer de koe weer tochtig gaat worden en zal na de nieuwe ovulatie opnieuw beginnen. Deze cyclus wordt iedere 18 tot 24 dagen herhaald totdat de koe drachtig is. In dit geval zal het gele lichaam progesteron blijven produceren om de dracht in stand te houden (Afbeelding 3). De productie van progesteron gaat tot het afkalven door, tenzij de koe verwerpt. In dat geval zal de progesteronproductie stoppen.
Afbeelding 3: Progesteronprofiel van een koe waarin anoestrus (0), tochtigheidscyclus (1) en drachtigheid (2) worden getoond.
De VMS V310 met RePro module gebruikt naast de resultaten van de progesterontest ook andere informatie over de koe als invoergegevens in een algoritme (biomodel) voor het interpreteren van de vorm en het samenstellen van het progesteronprofiel van elke koe.
Tochtigheidswaarneming en inseminatie
Na de eerste ovulatie zal het biomodel de stijging van het progesteron waarnemen. Vanaf dat moment zal het model aannemen dat de koe cyclisch is en verwacht dat de koe 8 tot 12 dagen later tochtig wordt.
Een daling van het progesteronniveau is het signaal dat het gele lichaam is verdwenen waardoor een dominant follikel kan rijpen en ovuleren. Als het tijdstip van de verwachte tocht nadert, zal de monsternamefrequentie toenemen. Zodra de progesteronconcentratie onder 5 ng/ml zakt, zal het vruchtbaarheidsmodel een attentie geven. Deze tochtigheidsattentie wordt het referentiepunt voor het opsporen van de volgende tocht 19 tot 23 dagen later. Het bovenstaande proces wordt iedere keer herhaald als een tochtigheidsattentie wordt gegeven.
Afbeelding 4: Progesteronprofiel van een cyclische koe en RePro tochtattenties.
Als aanvulling op de tochtattentie berekent het biomodel de kwaliteit van de tocht (0–100%); dit is een beoordeling van de omgeving van de baarmoeder en oöcyt (eitje) kwaliteit op basis van de vorm van het progesteronprofiel van de laatste cyclus. Als een daling van het progesteron plaatsvindt voordat het oestrogeen stijgt, dan wordt een tochtigheidsattentie gegeven voordat de koe visuele tochtigheidssignalen toont. Een algemeen advies is de koeien 36-48 uren na de tochtattentie te insemineren, maar het tijdstip kan afhankelijk van het dier en de omstandigheden op het bedrijf variëren.
Bevestiging drachtigheid
Progesteron is een noodzakelijk hormoon om de drachtigheid in stand te houden en kan worden gebruikt om de drachtigheidsstatus te bewaken.
Zodra een koe geïnsemineerd is na een tochtattentie, bewaakt het vruchtbaarheidsmodel het verloop van het progesteron. Als het progesteronniveau kort na de inseminatie stijgt en op een hoog niveau blijft, zal het model de drachtigheid 35 dagen na de inseminatie bevestigen. Vanaf dat punt zal het systeem het progesteronniveau nogmaals 20 dagen blijven bewaken.
Ongeveer 95% van vroege embryonale sterfte en opbreken gebeurt in de eerste 55 dagen na de inseminatie, daarom stopt de RePro module met monsternemen na 55 dagen. De monstername kan worden hervat als de veehouder verwerpen ontdekt of een koe ervan verdenkt en de verwerpingsgebeurtenis registreert of controle monsters via DelPro aanvraagt. In het geval van verwerpen zal het systeem weer beginnen met de monstername om de koe te bewaken totdat de koe weer drachtig is.
Afbeelding 5: Progesteronprofiel van een drachtige koe en bevestiging drachtigheid met RePro™.
Standaard Operationele Procedures (SOP)
Vaste werkroutines zijn van groot belang voor het moderne melkveebedrijf waar veel verschillende mensen betrokken zijn bij het uitvoeren van taken op het gebied van veestapelmanagement. Er zijn standaard werkroutines nodig (of standaard operationele procedures) waarin de acties beschreven worden voor het uitvoeren van de verschillende taken, zoals het tijdstip van inseminatie of het behandelen van cysteuze koeien. Het registreren van deze gebeurtenissen is ook erg belangrijk.
Handelingen op het gebied van insemineren moeten rekening houden met voorwaarden voor optimale omstandigheden die leiden tot een goed bevruchtingspercentage en ervoor zorgen dat de koe drachtig blijft. Bij koeien met een dagelijkse melkgift van 55–65 kg en een relatief vlakke lactatiecurve, kan het beter zijn om de vrijwillig open periode (VWP) te verlengen, ook al tonen ze regelmatig hun tochtigheid. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van een inseminatie-SOP die gebruikmaakt van dagen in lactatie, melkgift en kwaliteit van de tocht als criteria voor inseminatie (afbeelding 6).
Afbeelding 6: Voorbeeld van een inseminatie-SOP van DelPro.